woensdag 29 oktober 2008

8. Zoveel te doen.




Jaja, das wel lekker al dat geluier, maar ik ben “a chick on a mission”.
Ik ben naar Thailand gekomen met de intentie om hier aan de slag te gaan. Wat ik precies ga doen, is nog niet helemaal duidelijk. Ik heb er net een 3- jarige studie NLP-coaching opzitten, dus 't lijkt me logisch dat het zoiets word. Ook ben ik een certificeerd trainer, dus workshops geven ligt ook binnen de oneindige mogelijkheden.
Ik ga dus op z'n vakantisch aan de slag. Netwerken, markt verkennen, mezelf kenbaar maken, reclame maken, workshops ontwerpen, mensen zoeken die me kunnen helpen met het design van de posters, klanten aantrekken, advies inwinnen, onderzoek doen.
En natuurlijk tussen alle drukke bezigheden door ook nog ontspannen en genieten.
Al gauw moet ik keuzes maken en richting aangeven, vind ik van mezelf. Ga ik marktgericht werken, of biedt ik gewoon m'n ding aan zoals het is? En wat is dat dan precies. Waar word ik blij van? Want daar gaat ’t volgens mij uiteindelijk toch allemaal om.
Nog maar eens die berg over geklommen om te kijken of ik de juiste mensen te pakken kan krijgen.
En verder zijn er natuurlijk allerlei leuke workshops te volgen voor m'n persoonlijke vakgerichte ontwikkeling waar ik aan mee wil doen.

Maar ik ben alsmaar moe. Waar zou dat toch door komen? Ik snap er niks van! Ik leef in een heerlijk paradijs, op een luilekkerstrand, kan de hele dag niks doen...waarom ben ik toch zo uitgeput? Het zal wel te maken hebben, met het drukke ritme dat ik thuis had...
Maar eens wat vaker ontspannen dan. Maar ja, er moet ook van alles gebeuren...

Terwijl ik me het hoofd breek over hoe ik mezelf het beste als coach hier in de markt kan zetten, beginnen mensen erachter te komen dat ik in een vorig leven kapster was. Ook het feit dat ik m’n schaar voor de zekerheid heb meegenomen, gaat al snel als een lopend vuurtje over het strand en de verzoeken beginnen binnen te druppelen. Naar de plaatselijk kapper gaan is hier namelijk geen doen; ze zijn gewend om stijl aziatisch haar te knippen en dat is nu eenmaal hele andere koek, dan westers haar. Ook de taalbarriere blijkt een groot obstakel. Bovendien; de kapsalon ligt weliswaar om de hoek, maar die hoek ligt een gevaarlijke boottocht en misselijkmakend taxirit van ons zaligmakende strandje verwijderd en daar heb je in deze hitte echt geen zin in. Gemak dient de mens hier en ik word gesmeekt m’n schaar weer uit de wilgen te halen en aan de slag te gaan. En wie ben ik om dan te weigeren? Vooral het feit dat één persoon knippen hetzelfde oplevert als twee dagen huur, maakt dat ik me lachend overgeef en erin toestem om mezelf twee maal per week bij “the sanctuary” m’n knipkunst beschikbaar te stellen. In m’n ‘vrije tijd’ stel ik plannetjes op voor de coachingbezigheden, verzin leuke workshops, schrijf ijverig in m’n reisdagboek en verlang ik naar m’n verf, schildersdoek en kwasten.

7. Tarzan,Jane & the jungle

Nu we eindelijk een beetje gesetteld zijn, kan ik het pas voelen: ik ben dood en doodmoe!
Door de hitte en ze zware, lome luchtvochtigheid, lijken mijn spieren op slap geworden elastieken, waar de rek allang uit is. Alles aan mij weegt zwaar en ik kom alleen met de grootste moeite om 11uur uit bed, om alleen maar met zware benen naar de hangmat te strompelen. Ik ben zelfs te moe om te denken, dat ik me zo niet zou moeten voelen, nu ik hier eindelijk, na jaren van verlangen, mijn droom zit waar te maken. De tropische hitte legt me volledig lam en als ik het er al op waag om de gammele brug en oneindige trappetjes naar beneden te lopen, is het alleen om daar in een luie strandstoel in de schaduw van een mangoboom neer te ploffen, alwaar ik mezelf laat bedienen. Pas na een verfrissende duik in de lauwwarme golven, kom ik een beetje tot m’n positieven. Al mijn verheven plannen over werken hier, schuif ik noodgedwongen op de lange baan. Eerst bijslapen. Ik voel me als een overeten os met een hernia als ik dan na het ontbijt mezelf weer zuchtend en kreunend diezelfde trappen – je moet wat overhebben voor zo’n uitzicht - weer ophijs.
Blijkbaar ben ik niet te moe, om zwaar teleurgesteld te zijn in mezelf. Verdorie! Ben ik daarvoor van zover gekomen met al die mooie plannen, straf ik mezelf, om hier nu als een zombie ineen te zijgen bij gebrek aan een zuchtje wind? Moet ik m’n dromen over hier aan de slag gaan, dan zomaar opgeven voor een middagdutje dat de hele dag lijkt op te slokken? Ben ik nou lui, of gewoon heel moe? Moe waarvan trouwens?? Van dat uitputtende hangmathangen?
Mijn tarzan heeft totaal geen last van de zwaarte of de hitte en tijgert elke dag de jungle in met zijn machète, om bamboe te kappen voor een te timmeren kast. Tegelijketijd vezamelt hij kokosnotenschillen voor plantenbakjes of kaarshouders. Als beginnende junglemensen in deze toch al veel te luxe bungalow, willen we alles zelf maken. Mede omdat hier verder niet veel te koop is en we nou eenmaal creativelingen zijn met een hoeveelheid plannen waar we allebei zeker drie levens voor nodig hebben, willen we die allemaal uit kunnen voeren.
Blijkbaar heb ik nog wel de energie, om me vreselijk zorgen te maken, dingen schromelijk te overdrijven en me de ergste scenario’s voor de geest te halen. Nu mijn lichaam nee zegt en tot rust maant, neemt mijn geest meteen de kans waar om te vrijgekomen tijd vol te piekeren. Zo komt ie al gauw tot de conclusie dat ik hier nu waarschijnlijk ons half jaar hier zit te verknallen en ik m’n hele toekomst op het spel zet, alleen maar omdat ik ‘te moe’ ben.
Misschien moet ik erbij vertellen dat ik in m’n vrije tijd ook studeer voor ‘dramaqueen’.

Gelukkig worden de moe-dagen ook afgewissseld met opvliegers van energie.
Zingend wervel ik dan rond met een in het restaurant bij elkaar geschooide schoonmaakset, en breng vrolijk de hut op orde; sla aan het opleuken met gezellige decoratiedingetjes zoals hangmatten, zelfgemaakte dingeldongs van gevonden schelpen, ’n tot wierookhouder gedoopte koraal en al wat ik verder maar jutten kan. Blijkbaar blijf ik ook midden in de jungle, toch een echte, uit de klei getrokken, Hollandse kneutermiep. En als ik heel eerlijk ben: ik mis stiekum toch ook wel een heel klein beetje mijn eigen computertje.
In eerste intantie ben ik namelijk heel dapper op reis gegaan zonder mijn laptopje. Nergens voor nodig en veel te zwaar, was de reden die ik aandroeg. Bovendien, wat moet je met een laptop in de jungle? Maar al na een weekje begon ik te beseffen dat ’t toch veel lekkerder werkt met je eigen PC’tje dan met zo’n ‘bamboecompjoeter’ die je hier vindt in de internetcafeetjes. Bovendien: nu we wonen in een bungalow met de onvoorstelbare luxe van 24 uur per dag electriciteit ,verlang ik, meer dan ik in eerste instantie toe wil geven, naar het zachtzoemende geluid van mijn eigen digitale toppertje. Verlang ik naar af en toe muziekjes draaien terwijl ik in m’n hangmatje met de zee meewieg. Verlang ik naar een filmpje draaien in bed als het buiten weer eens tropisch regent. Bovendien ben ik als een gek aan het schrijven geslagen , want hier wonen en werken maakt zoveel in mij los: daar moet over ge-dagboek-schreven worden.
Gelukkig komen er over een dikke maand al vrienden op bezoek, die het niet erg vinden om 5 kilo extra bagage te mee te zeulen in deze hitte. Tot die tijd schrijf ik als een bezetene al zeker drie pennen leeg en m’n dagboek in no-time vol. Hopelijk vind ik tussen het schrijven door nog tijd, om van alles mee te maken om over te schrijven. Want als ik niet uitkijk, smelt ik aan m’n hangmat vast.

Ondanks de luxe en mijn gekneuter, leven we hier toch echt in de rimboe.
Ik merk dat als ik, al mijmerend over wat ik eens zal eten, recht in het brutale smoelwerk van een aap kijk, die de steel van de op de balkonrand uitgestalde pomelo, stevig in z’n knuisten houd, klaar om er vandoor te gaan. Blijkbaar doet mijn schreeuwende uitval, hem van gedachte veranderen, maar dat is een toevalstreffer, want zowiezo nemen de dieren hier gewoon datgene in beslag waar ze de pootjes op kunnen leggen.
Onze ingeslagen snoepartikelen voor de lekkere trekjes zijn we genoodzaakt te bewaren in een hermetisch afgesloten, geurloze emmer waar we drie plastieken tassen omheen gewikkeld hebben, om – overigens tevergeefs – de duizenden hongerige mieren te ontmoedigen, die blijkbaar een reukvermogen hebben waar geen tupperware tegenop kan.
Na tientallen mislukte, mierontmoedigende stellages, staat er nu inmiddels een grote emmer met een flinke bodem water in onze douche, waar we een kleinere emmer op z’n kop in hebben gezet. Op de bodem van die emmer balanceert nu onze voorraad etenswaren. Het idee is, dat de mieren op deze manier eerst het water over moeten voordat ze bij de lekkernijen kunnen komen; iets wat voor ons te vergelijken is met - zonder enig vervoersmiddel - vanuit Hoek van holland het kanaal oversteken naar Engeland, terwijl je niet kunt zwemmen. Deze, door jungle-veteranen ingefluisterde methode lijkt in eerste instantie te werken. Ze drentelen in den beginne nog een beetje moedeloos over de rand van de emmer, maar erg fanatiek zijn ze niet meer. Niets van hun nonchalante gedrag wijst erop dat ze broeden op een ingenieuze en radicale actie. Maar een dikke week later hebben ze er toch ineens iets op gevonden: een deel van de groep offert zichzelf op en vormt een levend vlot waar de andere mieren hoog en droog mee naar de overkant kunnen roeien. We staan perplex als we dit sterke staaltje van vindingrijkheid en opofferingsgezindheid voor de eerste keer gade slaan. E en beetje jaloers ben ik ook ineens op de mieren. Dit gevoel van samenwerking, het vormen van een eenheid, het samen streven naar een hoger doel, is iets dat wij, als mensheid, met al ons verstand, waarschijnlijk nooit zullen kunnen bereiken.

Lekker luierend in m’n hangmat word ik ook zowat constant belaagd door plakvliegen, kriebelmieren, bromwespen, enorme - én piepkleine muggen, kamikaze-torren, sprinkhanen en nog een dozijn ander insektengeschut. Fijn is het niet, maar het went. Je moet wel. In de tropen wemelt het van de beesten: gecko’s, krekels en boomzagers(tenminste, dat is het geluid wat ze maken) zingen hun eigen lied. Poepjes die op je vallen of besprenkeld worden door de door ons zo genoemde ‘pee-bees’ , wat je vrij kunt vertalen als pisbijen: een raar soort slaphangende torbij die op je plassen vanuit een boom, is ook de gewoonste zaak van de wereld.
Ook ben ik er inmiddels achter dat het onmogelijk is om tegelijkertijd te eten en te computeren omdat je laptop dan in no-time aangevallen en overmeesterd word door een heel mini-mierenlegioen, die doordringen tot in de diepste uithoeken van het apparaat, op zoek naar kruimeltjes en al doende je hele systeem platleggen. Enver, onze onderbuurman, is al dagen in de weer, om het moedig, uitgerukte mierenleger uit z’n PC te lokken door deze te omringen met allerlei lekkere mierenhapjes, maar dat lijkt slechts mondjesmaat te helpen. Paniekerig rent ie rond met allerlei onbruikbare bestrijdingsmiddelen en blazen noch zuigen helpt. Het enige wat erop zit, is geduldig afwachten, tot ze alle zoetigheid verorbert hebben en ze vrijwillig weer de laptop uit marcheren; hun piepkleine neusjes achterna, naar weer het volgende zoetlekkere hapje.

Doordat de beestjes zo duidelijk en overal aanwezig zijn, ga je hier vanzelf beter opletten, bij alles wat je doet en zo kom jemeer en meer – zoals dat spiritueel uitgedrukt word- in het ‘nu’, in het ‘moment’ terecht. Je gaat beter voelen, ruiken, kijken, luisteren. In eerste instantie omdat je niet op een gemeen steekdier, zoals een schorpioen of een spin wilt trappen. Maar doordat je op begint te letten,word de schoonheid van de natuur des te meer zichtbaar. Doordat je je ogen instelt op klein grut, ontdek je de wondere wereld van de microkosmos. Als vanzelf open je je dan voor de schoonheid die je omringt en waar je als denkende mens die 9 van de 10 minuten in het hoofd vertoefd, amper oog voor hebt.
Zowiezo: contact met de natuur doet iets met je.
Elke dag met m’n blote voeten in het strandzand en m’n meermaaldagelijkse plons in de zee, maken dat ik me helemaal aardebewoner voel. Ik voel me letterlijk gedragen door de planeet waarop we met z’n allen toch maar, of we ons daar nu van bewust zijn of niet, in vliegende vaart door het Universum suisen.
Doordat er allerhande ruis weg begint te vallen, lijk ik meer en meer tot de essentie van mezelf te komen, al weet ik nog niet zo goed wat dat nou precies betekent. Het word gewoon rustiger en stiller in mij; ik ontspan me makkelijker en lach vaker, terwijl ik minder nodig heb. Ik voel me minder gejaagd en ben sneller tevreden. Het reisrecept begint langzaam maar zeker te werken.
Wel heb ik in deze eerste weken last van het fenomeen: fantoom geuren en - geluiden. Ontspannen zwemmend in het tropisch warme water, tussen de rotsen en met uitzicht op palmbomen, weet ik zeker dat ik m’n telefoon in de verte hoor rinkelen. En ik ruik spruitjesstamppot met gerookte spekjes en soms zelfs verse speculaaskoekjes. En hoor ik daar niet mijn zoon in de verte “Mam!”roepen?

dinsdag 28 oktober 2008

6. Zomaar een zonnige zomerse winterdag


De geur van zilte zeelucht mengt zich af en toe met de onmiskenbare petroleumlucht, waar de boten mee gevoerd worden. Subtiel zweeft daar een vleugje rijpe papaya doorheen en als je je best doet ruik je wat de vrouwtjes op dit moment beneden in de keuken aan het ‘tissen’ zijn: cheese-chickensandwich.
De zachte smaak van versgekapte, jonge kokosnoot streelt mijn smaakpapillen. Genietend van deze tropische levensschenker, zou je er zomaar kunnen vergeten dat deze noot zoveel doden op z’n geweten heeft. Maar ik herinner me maar al te goed de waarschuwing die ik jaren geleden kreeg.
“Als ie uit de boom op je hoofd valt, splijt niet de noot, maar je schedel open”, wekte een positief ingestelde strand-adonis mij destijds uit mijn middagslaapje in één van de vele hangmatten die het strand rijk is, terwijl hij waarschuwend naar boven wees. “En das jammer, want van jou is er maar één”, vervolgde hij met een veelbelovende lach, waarna hij weer uit mijn leven wandelde.
Ik slurpslibber het natte, zachtgladde vruchtvlees naar binnen, dat koel en nat aanvoelt op m’n tong, terwijl ik mijmer over de jaren dat ik hier al kom en de bijzondere ontmoetingen die hier hebben plaatsgevonden; de wijze lessen die ik heb geleerd van toevallige voorbijgangers en de levensveranderende inzichten die ik hier heb opgedaan. Met een rietje slupper ik het laatste, verse kokoswater van de bodem. De noot ligt behoorlijk zwaar op de hand, maar is uiterst licht verteerbaar. Tenminste, het vruchtsap. Het vlees van één noot, schenkt mij nog urenlang een zacht verzadigd gevoel.
De oceaan deint als een zachtzilveren deken van vloeibaar glas, met af en toe een brutale witte schuimkop. Een tapijt van glamourachtige glinstersterren wordt gevormd door het spel dat de wind speelt met het water, onder leiding van de zon die zijn net wakkere stralen zo prachtig weerkaatst ziet. Het strand is nog leeg op een enkele, vroege wandelaar na, die een grillig spoor van voetafdrukken achter zich laat, half weggewappert door een veelkleurige sarong en af en toe een voorzichtige lik van een jonge golf.
Dit is het moment van de dag om van de stilte te genieten. De laatste klanken van de plaatselijke disco, die de hele nacht, gedragen door het maanglinsterende water, ons liefdesnest indreven, zijn uitgestorven. De eerste boottochten nog niet op gang; ook de bootsmannen slapen hun roes uit.
Alleen het ruisen en bruisen van de zee, die af en toe met kracht een hogere golf tegen ’n rotsblok verplettert. Het suisende sissen, als ie zich weer terugtrekt, hebberig de schelpen en kiezels weer met zich meesleurend, die hij zojuist genereus aan het strand geschonken had.
Een blaffende hond.
Geluidsgolven die de eerste relaxte radioklanken met zich meedragen.
De horizon schommelt mee op het ritme van mijn hangmat.
Fascinerend om gewaar te worden dat een horizon elke dag anders gekleed gaat. Soms in felle strepen, meestal in hemelsblauw. Soms mistigwit gesluierd, soms dreigendzwart, als in de rouw.
De kruinen van de palmen lijken erg zwanger met hun grote trossen groene buikjes.
De zon is nog zacht in z’n aanraking en kust behoedzaam mijn blote ochtendhuid. Ik word gedragen en gewiegd en de wind streelt mij verkoeling toe. Ik voel me loom, verzadigd en gezegend en toch wil de mij zo bekende ondertoon van onrust en haast nog steeds niet wijken.
Na jaren van iets ontvluchten en ergens proberen te komen, kan ik me nu eindelijk ontspannen.
Maar hoe moet dat ook alweer? Zomaar ongecompliceert van de luxe en de zon genieten, is nog niet zo gemakkelijk met een topzwaar hoofd boordevol muizenissen. Er moet een knopje om, maar waar zit dat? Ik voel me soms als een rijdende trein die door het gewicht van zichzelf, maar moeilijk tot stilstand komt. Langzaam maar zeker dringt het toch tot me door:
Datgene waar ik jaren geleden voor wakker ben gemaakt en al die tijd naartoe heb geleefd, ben ik nu aan het leven. Ik hoef eindelijk nergens meer naartoe. Ik ben er al. Ik heb m’n ultieme doel bereikt.
“Ontspan!”, zeg ik tegen mezelf. Uit alle macht probeer ik te genieten van de schoonheid en de stilte om me heen. Dit is de plek, waar jaren geleden allemaal begon. De plek die ik overal in mijn hart meedraag, waarheen ik ook ga. De plek waar ik wakker ben gemaakt voor het leven dat voor mij bedoeld is, door een meisje dat ik nooit heb gekend.

Aurora heette ze.
Ze had de naam en het lichaam van een zeemeermin en het fijngesneden gezicht van een engel, om wolkt door een lawine van blond. Zeven jaar na dato staat ze me nog even helder voor de geest, zoals ze daar kruisbeens, met kaarsrechte rug, een fluoriserende zonnester schilderde op de houten deur van haar vervallen hut. Ze leek zo ver van mijn wereld verwijdert, dat ik het bijna genant vond om haar aan te spreken. Zoals ik ook niet het woord zou nemen, als ik aan de voeten zou zitten van een sprookjesprinses. Bewonderend keek ik niet alleen letterlijk tegen haar op: een bloedmooie blonde godin op een troon, zoals ze daar zat op dat krakkemikkige verandaatje, met een uitstraling van statigheid die grensde aan koninklijk.
Voor mij was zij toen de verpersoonlijking van alles wat ik in mijn leven miste: zelfvertrouwen en -respect, schoonheid en levenslust vergezeld van vrolijke creativiteit, eigenwaarde die zich uitte in naastenliefde, trots zonder zelfingenomenheid, waardigheid geboren uit een diep gevoel van eigenliefde. Zij vertegenwoordigde voor mij toen alles wat ik niet was en op dat moment werd ik me ervan bewust: dit is waarnaar ik verlang. Als ik ooit in de buurt kon komen van dat ideaalbeeld, zou ik heel dicht bij ‘gelukkig’ zijn, wist ik toen ineens heel zeker. En vanaf dat moment werd zij het beeld, dat ik al die jaren met me meedroeg; ik had nu een voorbeeld van hoe ik zou kunnen zijn. Hoe ik zou willen zijn..
Met een: “Hello, my love. Are you new here?” wekte ze me uit mijn sprakeloos starende bewondering, terwijl ze me aankeek met ogen die een innerlijke rust uitstraalden die je bij een hoogstens 21-jarige niet snel zou verwachten. Ademloos knik ik van ja. “Always feel welcome to join me here”, straalt ze me met haar zachtheldere ogen en stem tegemoet, waarna ze zich weer omdraait om haar volle aandacht te geven aan haar creatie. Ik weet niet eens meer of we verder nog iets hebben uitgewisseld, maar deze woorden zijn in mijn leven een toverspreuk gebleken. Aurora heb ik nooit mee gezien – de volgende dag bleek ze met de noorderzon vertrokken, alsof ze nooit had bestaan - maar ‘here’ werd voor mij de wereld van vrije expressie, jezelf kunnen zijn en daar steeds op een authentieke wijze uitdrukking aan geven, zonder gêne, angst voor kritiek of andermans mening. Datgene waar zij daar enkel met haar uitstraling gestalte aan gaf: de pure uitdrukking van het authentieke zelf.
En wie mijn ‘zelf’ was, moest ik dan nu maar eens uit gaan zoeken, vond ik. Ik was mezelf al lang genoeg kwijt. Ergens opgebrand tussen zelfkritiek en proberen te voldoen. Het was alsof haar uitnodiging mij toestemming gaf, om me welkom te voelen in een wereld waarvan ik toen nog niet eens wist dat ik ernaar verlangde, maar ik wist wel: ik heb nog een lange weg te gaan.
Sinds deze ‘close encounter’ met dit bovenwereldse wezen, is ‘haar’ wereld aan me blijven trekken, alsof ik vanaf die dag een zaad bij me droeg, dat binnen in mij groeide, terwijl ik me eenmaal thuis weer druk begon te maken over andere dingen. Een zaad dat al wist wat het wilde worden, lang voordat het vorm zou krijgen. ’n Zaad van hoop dat op dat moment werd geplant in m’n hart.
Sinds die tijd, ben ik hier ook terug blijven komen, terug naar dit strand, alsof ik ergens wist, dat deze plek mij de juiste voeding zou bieden om volledig tot bloei te kunnen komen.
Al deze jaren later, is het onderhuids uitgegroeid tot een flinke bol boordevol potentie en staat ie nu op het punt z’n eerste sprieten dapper boven de grond van mijn bewustzijn uit te steken. Inmiddels ben ik ook tot het besef gekomen, dat Aurora met haar vriendelijkheid dat zaad niet heeft geplant, maar eerder tot leven heeft gewekt. Dat ik het toendertijd voor het eerst heb gevoeld; heb herkend. Gevoeld heb dat het in me leefde. En ik besef ook, dat het niets nieuws was, maar datgene wat ik in wezen ben en ik kan inmiddels niet anders meer, dan daar volledig de ruimte aan geven. Dat is ook wat ik nu hier kom doen. En om te voorkomen dat ik al teveel in het verleden, mezelf en spiritueel gezwijmel wegzink, kegel ik mijn uitgelepelde kokosnoot over het balkon terug de jungle in, zwiep m’n benen rechtstreeks uit de hangmat in m’n teenslippers, gris ik m’n kleurigste sarong van de wasdraad en stuif ik , mezelf de ruimte gevend, over de gammele brug naar beneden, rechtstreeks de zee in. Al dat gefilosofeer is heel mooi op z’n tijd, maar er gaat toch niets boven hier, nu en ervaren.

5. Draaikonten

Vrij en blij, als in een modern sprookje, leven we nu in de jungle. Maar ook hier heeft de 'vooruitgang' toegeslagen, merken we de eerstkomende vrijdag als de lokale disco z'n houseklanken genadeloos over de vlakte onze hut in torpedeert. "Till the break of dawn", krijgt een geheel nieuwe dimensie. Ik lig de hele nacht te draaien en vibreren in m’n bed, m’n oren dichtgestopt met achtereenvolgens: watjes, plastiek zakjes, tampons en uiteindelijk toch nog van onder uit de spinnentas opgeduikelde oordoppen. Het mag allemaal niet baten. Zelfs een pittig potje sex, kan de irritatie niet wegpoetsen en ik ben de volgende ochtend totaal gebroken!
Verhuizen dus! NU!!

Maar er blijkt geen ontkomen aan.
Ons strandje bevind zich aan de andere kant van de berg, op boottochtje afstand van dit wereldberuchte strandfeest, waar maandelijks duizenden , losgeslagen feestbeesten op af komen.
Ik weet zeker dat ik daar helemaal niet zo blij mee ben.

Mijn heerlijke, veilige, rustige strandje is overgenomen door een gezellige familie luidruchtige feestgangers.

.
Uiteindelijk vinden we, met veel geluk, een handjevol toeval en zwetend op en neer gesjouw met onze loodzware tassen over de flinke heuvel die de strandjes van elkaar scheidt, toch een meer dan fantastische bungalow op palen met een heerlijk zacht bed, aan drie kanten te openen met royale schuifdeuren, die toegang bieden tot een omringend balkon, hoog op de rotsen, met uitzicht op palmbomen, de oceaan en de hele baai. Bijna buiten gehoorsafstand van de spontane en geplande party’s die hier inmiddels de toon zetten.
Alhoewel we slechts een heuveltje zijn overgestoken, bevinden we ons nu in een geheel andere wereld. Haad yuan, het eerste strand heeft een totaal andere vibe. Waar op Haad Tien bijna iedereen bezig is met yoga, zelfbewustwording, ontgiften, ontslakken en workshoppen, geven de haad yuanners een geheel andere invulling aan geestverruimen. Op Haad Tien word zwaar geprocessed en geworkshopt en er hangt soms een zware wolk van emotionele ontlading. Hier is altijd wel ergens iemand zijn geest aan het verruimen met behulp van wiet, paddoos, xtc of lsd. En ik moet zeggen; het word er wel een stuk gezelliger op. De sfeer is lichter, makkelijker, speelser. Hier heerst duidelijk vakantie. Het strand is breder, mooier, schoner en iets drukker belegen. De golven zijn uitnodigender, de dagen lijken langer.

Gespannen probeer ik uit m’n drukke hoofd te ontsnappen en ‘in te tunen’ in de ‘Islandgroove’; het alom heersende ‘we-hebben-totaal-geen-haast-en-alles-komt-altijd-op-z’n-pootjes-terecht-daar-hoeven-we-verder-niets-voor-te-doen,-ontspan-je-nu-maar’ gevoel.
Ik leid duidelijk aan een post traumatisch westerse stress syndroom.
Een gemoedstoestand die zich ministapje na ministapje op laat lossen als ik de volgende ochtend voor ‘t eerst de zon op voel komen als ie door de open balkondeuren langs de halfopen gordijnen door piept en ’t bed verandert in een groot bad van zonnestralen, terwijl ik me als een verwende kat, spinnend tegen m’n lief aanvlei..
Na een dikke week draaikonten ben ik dan toch eindelijk ‘thuis’.

woensdag 22 oktober 2008

4. Over overvloed.


Relaxed schommelend in m’n hangmat, nibbelend van een exotische, versgeplukte fruitsalade, die me net vanuit het restaurant met een tandpasta-smile en een vriendelijke buiging is bezorgd, terwijl m’n natuurliefhebbende man de eerste zelfgevangen kokosnoot met een zolang geleende machète opensplijt, besef ik het weer: Thailand is het land van de overvloed. Hier op dit strand alleen al is het mogelijk om jezelf tot op het bot te laten verwennen in ’t spa & wellnesscentre, of jezelf tot op de bodem leeg te laten lopen door middel van een vastenprogramma met klismakuur, in een ‘resort yourself out’.

In Thailand is alles aanwezig wat je je als bezoeker maar in je hoofd kan halen.
Last van een beetje zure rug of moeie schoudertjes? Overal vind je hutjes waar je vakkundig gemasseerd kunt worden.
Zere voeten van het shoppen of te lang gestrandwandeld? De kokette meisjes kneden er weer leven in en knippen en veilen en passant ook maar even de teennageltjes en eeltknobbeltjes bij.

Vele malen per dag sta je hier voor een onmogelijke keuze. “Wat zal ik vanochend,-middag, -avond , tussendoor of nu weer eens eten?”. De keuze is overweldigend, vingeraflikkend en gehemeltestrelend. Overalom je heen kun je kiezen uit overvloedige maaltijden, met verse fruitshakes, zoetigeheid, zuur, pittig, hele varkens op de BBQ, de eenden zijn bijna zelf aan het spit gevlogen, met vers fruit volgeladen pannekoeken, vlees, vis, vega en nog veel meer, is iets waar je makkelijk een dagtaak aan kunt hebben.
Bomen vol bananen, mango’s en allerlei andere exotische vruchten waarvan de namen onuitspreekbaar zijn en de smaak onbeschrijflijk. En natuurlijk niet te vergeten; de geliefde en supergezonde kokosnoten die letterlijk voor je voeten vallen.
Openbaar vervoer is hier prima geregeld en brengt je snel en goedkoop van A naar B via C. Je kunt overal in- en uitstappen en kiezen uit local of airco bus, trein, vliegtuig, taxi (liedjes zingen met de taxichauffeur terwijl je gefilmd word behoort ook tot de oneindige mogelijkheden), boot (ferry, longtail, catamaran), tuktuk, riksja, brommer, fiets, jetski, quad, jeep, motor, alles is te huur. Je huurt zelfs een heel huis voor 66 euro per maand.
Overal struikel je over de spa's, resorts en verwenhuizen.
Helaas ligt “Chillway to heaven” vaak vlak langs de “Bier hier!bar”.
De Thai zijn meesters in elkaar copieren, dus daar waar één spa, of bar, over de dam is....

Het lijkt hier ook altijd feest; Volle maan, halve maan, geen maan, de koning heeft gesproken of er word weer een zoveelste gouden tempel geopend... alles word uitbundig gevierd. Het nieuwjaarsfeest duurt bijvoorbeeld zeker vijf volle dagen en één groot poeder- en watergevecht, waar jong en oud enthousiast aan meedoet.
Er is een overdaad aan natuurschoon en bijna het hele land is natuurpark. Onbedorven jungle, machtige rotspartijen, enorme en pietluttige watervallen, rustige - en raftrivieren, moerasland en berggebieden. Paradijs voor de natuurliefhebber.

Maar ook de beruchte sextoeristen komen hier ruimschoots aan hun trekken. Er zijn hele stadjes ingericht waar je meisjes kunt huren per stuk, per twee, per groepje, per uur, per nacht, per week, per maand, of voor je hele leven. Je kunt ze geld geven, eten, kleding of sieraden. Gaat je voorkeur uit naar jongens, ook daaraan geen gebrek. Gaat je voorkeur uit naar een jongen, maar wil je dat die er als een meisje uitziet? . Met borsten, zonder borsten, alles naar smaak.
Ze jagen overal op klanten en vallen zelfs soms mannen lastig, waarvaan de vriendin of vrouw even een winkeltje in is geschoten.

Thailand staat namelijk wereldwijd bekend om zijn ranzige sexindustrie en jaarlijks trekken de hoeren meer bezoekers, dan de hilltribes.
’t Is zelfs zo erg dat ik ooit op de heenweg in het vliegtuig, hartelijk uitgelachen ben door twee sexbeluste randfiguren die gewoon niet konden geloven dat ik Thailand bezocht voor de prachtige natuur, cultuur en het heerlijke eten.
En alhoewel het land duizenden beschermde natuurparken heeft; een deel van het culturele erfgoed word nu ingeleverd of ingezet om de toerist te behagen. Zelfs in die mate, dat het nu deel uit lijkt te maken van hun cultuur.
****
Nu is sexualiteit zowiezo heel open hier. Vrouwen leven hier niet in de onderdrukking van hun sexualiteit zoals in veel Aziatische landen, maar voelen ze zich vrij met hun lijf en hun leven.
De Thaise vrouwen zijn een voorbeeld van durven laten zien wie je bent en wat je wilt en ik kan daar nog een voorbeeld aan nemen. Geen enkele schroom voor afwijzing lijken ze te hebben en gaan gewoon voor de man die ze begeren, ook al zit de vriendin -in dit geval ik- lachend aan z’n zij. Ze steken hun belangstelling niet onder stoelen of banken en houden hun handen niet graag thuis. Maar ze doen dit met zoveel gevoel voor grap en grol en met zo’n brede lach, dat je niet anders kunt als meelachen als de kokkin uit de keuken komt en aan je man bevallig het menu aanbiedt en zichzelf.

In dit land hoef je als vrouw ook niet bang te zijn om lastiggevallen te worden door hitsige kerels, ook al loop je in een topje en hotpants. Nee, het is dus eerder je eigen lief die je in de gaten moet houden. Elke keer als ik Vlad even uit het oog verlies, vind ik hem terug tussen een groepje giechelende beelschone vrouwen die in hem een lekker hapje zien. En eerlijk is eerlijk, dat issie natuurlijk ook.

Zo jammer eigenlijk dat Thailand de afgelopen jaren in zulke sterke mate is vervuild door het massatoerisme en hun eigen liefde voor Westers geld.

Rustige strandjes en bamboo - en palmbladen hutjes, die decennialang bewoond werden door drop-out hippy’s en backpackers, hebben door de jaren heen veelal plaatsgemaakt voor luxe resorts en worden nu bevolkt door lifestylelekkerbekken en flashpackers . De overheerlijke Thaise keuken is dapper aangevuld met ‘westers’ voer zoals hamburgers, friet, pancakes, pizza's en spagettí’s en falafel (gek genoeg ontbreekt het voor ons zo ingeburgerde en door Adam Curry ooit : “tiepies Hollands” genoemde broodje shoarma) en worden met een even brede glimlach voor je klaargemaakt. Jammer alleen dat ’t vaak net nergens naar smaakt.
Neem ons ouwe vertrouwde bakkie leut .
In het uiterste noorden, struikel je over de ter plekke biologisch geteelde Arabica koffie, verwekt in de allerheerlijkste vingeraflikkende bekerleegschrapend lekkere icecappucinoshakes, maar hier in het zuiden is het hele andere koek.
Als je hier ooit ‘n verlaten bekertje ziet staan met een slap drabje van onbestendige, groenbeigebruine kleur en geur, kun je er bijna donder op zeggen dat het de Thaise versie van een kop koffie is, teleurgesteld achter gelaten door een koffieminnende westerling.
Op de eilanden vanThailand drink je dus geen koffie, maar thee, fruitshakes, water, bier en Thai whisky, een goudbruin goedje dat eruitziet als rum en smaakt naar rum, maar wat ze consequent whisky blijven noemen, en mushroomshakes; de met psychedelische paddestoelen verrijkte tripversie van een fruitshake.

Je kunt je, samen met al die verschillende manen, de feestjes hier dus wel voorstellen....
Thailand staat niet voor niets wereldwijd bekend om de fullmoonparty’s.
Vooral als je daar alle andere drugs bijtelt die hier beschikbaar zijn. Hiervoor hoef je overigens niet naar een louche dealer; je koopt ‘t gewoon bij de drogisterij. De zogenaamde fun-farmacy. Uppers en downers, in vaste vorm of vloeibaar, valium, kavakava, speed bevattende afslanktabletten, de hele mikmak gaan er bij de meestal jongere toerist makkelijker in als de befaamde banana-chocolat pancakes en zijn ook nog goedkoper.

Het voormalige Siam is dus een uitstekend land om gewend te raken aan overvloed. Vertrouwen krijgen in het feit dat er van alles genoeg is. De tiepischeThai is ook vooral ingesteld op geluk. Ze zien blijkbaar beter dan wij, wat ze allemaal hebbenen al is dat maar weinig, ze zijn nooit te beroerd om alles met je te delen.
Dat lijkt in ons eigen kikkerlandje wel ooit anders, waar ik vaak het gevoel heb te moeten vechten voor m’n plekkie, voor mijn portie, mijn deel.
Maar gelukkig: ons kleine landje van overvloed, dat leeft met het gevoel van tekort, lijkt nu eindeloos ver weg...

En hier kan ’t gewoon niet op.
Maar om overvloed te kunnen ervaren geldt, merk ik, wel een belangrijke voorwaarde: Je moet open zijn om te kunnen ontvangen. Kunnen zien wat er allemaal voor moois in je leven is.
Genieten van wat je hebt.

Rare opmerking misschien voor iemand die leeft als 'n Godin in Frankrijk, maar ook hier kan ik, net zo goed als thuis, letten op wat er allemaal niet klopt, niet in orde is of ontbreekt.

Alle aandacht bij wat er mis is, is de nekslag voor elk gevoel van overvloed, waar je je ook bevind. Een gewoonte waar wij Nederlanders erg goed mee uit de voeten lijken te kunnen. Het lijkt er soms wel op of we onvrede met de paplepel ingegoten hebben gekregen. Of we graag overal nadelen en obstakels zien. Een nare gewoonte.
‘Ja maar’ lijkt niet voor niks zoveel op ‘jammer’.

dinsdag 14 oktober 2008

3. Plaats van bestemming

Na enig heen en weer gedreutel en rusteloos gezoek, vinden we ons voorlopige stekkie. Alhoewel ik het plan had, om op haad yuan strand te gaan wonen, wordt al meteen duidelijk dat iets willen, hier niet meteen betekend, dat ’t zo dan ook gaat zijn. Hier gelden hele andere wetten. Het toeval heeft een stevige lepel in de pap te roeren en daar kun je je ook maar beter meteen bij neerleggen als je niet geheel gefrustreerd door de dag wilt stijgeren.
De boottaxidriver schudde al bedenkelijk z’n hoofd, toen ik zei waar we graag naartoegebracht wilden worden. “Big waves, no go”, was het kort maar krachtige antwoord waar we het mee moesten doen. Hier is niet de klant koning, maar de natuur. Als de golven te hoog zijn, is het te gevaarlijk om op het eerste en breedste strand van deze drie-eenheid te aan te meren. Het middelste strand ligt blijkbaar in een iets rustigere baai en biedt meer perspectief om heelhuids en nog een beetje droog aan land te gaan. Ik had me dus een aantal uurtjes dubben, afwegen en overleggen kunnen besparen: haad tien is het enige strand waar de boot nu land. And so be it.
Wij zelf leggen aan bij het eerste het beste restaurant, waar we onze tassen droppen en ik meteen een oude bekende in de armen kan vliegen, die daar heerlijk weggezakt in de kussens, samen met nog wat gezellige luitjes ligt te genieten van een mango-chocoladepannekoek. Nancy is een oud vriendinnetje die giechelend door het leven zweeft, en hier officieel leeft sinds ze 4 jaar geleden haar flat in London verkocht en besloot een boek te gaan schrijven vanuit haat hangmat, op een laptop die stroom kreeg via een autoaccu, over waarom je geen schoenen nodig hebt (als je afgestemd bent op je innerlijke raadgever , zorgt het Universum ervoor dat je je voeten niet stoot). Ze heeft zichzelf inmiddels opnieuw uitgevonden, haar boek is bijna klaar en ze heeft haar naam veranderd van Nancy iets Duits, naar Xian Alana LomiKoling. Geen schoenen dus, maar wel een al te exotische naam, die ze blijkbaar gechanneld heeft gekregen.
Hilariteit alom wanneer ik maar meteen, heel aards met de deur in huis val, als ik m’n lief voorstel met de mededeling dat ik nu m’n eigen minnaar mee heb gebracht, omdat dit strand zo liefdevol is, dat ’t sex blijkt te zijn ontgroeid. Vooral als ik met m’n ongeoefende Engelse tongval het woord brought uitspreek als bought, wat impliceerd dat ik ‘m onderweg ergens heb gekocht.
Na onze eerste versfruitshake van de dag en lekker noodlesoepje, kruipt de behoefte tevoorschijn aan onderdak; een plek waar we onze tassen thuis kunnen laten en we onszelf uit kunnen klappen. Na achtereenvolgens een 12 urige vliegreis, ’n evenzolange treinreis, een aantal uren ingeklapt op de grond van een overbelaadde ferrie, een ademstokkende taxirit en wilde, natte boottocht zijn we daar wel aan toe. Toevallig heeft dit restaurant ook hutten en toevallig komt er net een vrij, toevallig ook nog de beste ligging voor de laagste prijs. Hmm, dat toeval heeft wel wat...


Een pittoresk, houten bungalowtje, midden in een cocospalmenbos. Een mooi, klein verandaatje met hangmat en een ommuurde buitendouche onder de bananenboom. Die willen we wel!
We nestelen ons gretig in deze droomhuisje met zacht bed (de bedden zijn altijd heerlijk ruim maar helaas wel meestal van het type ‘breek je rug gerust’) en worden meteen vriendjes met onze medebewoners: de minimieren die een snelweg hebben lopen langs de deurpost van de badkamer, een zeker veertig centimeter lange gecko, die s'nachts z'n lied begint te zingen met z'n eigen naam als refrein, dikke kont -mieren die als een ware antgine samenwerken om onze verspilde cocoskruimels te vervoeren en een vet dikke spin die meteen in onze voor het eerst uitgepakte tas z’n huis bouwt. De hangmat word uitgebreid in gebruik genomen, het bed gechecked op insektenpoepjes en kakkelakken. De eerste douche onder de blote hemel is een hemelse zegen.
Nu kunnen we eens om ons heen beginnen te kijken.
We leven dus in de coconutgrove; een gezellig, romantische plek, in het centrum van het strand en toch geen directe buren. Ideaal maar niet ongevaarlijk, want we moeten uitkijken dat onze schedel niet open gespleten word door een vallende noot; doodsoorzaak nummer één in de jungle. Gevaarlijker dan slangen- , schorpioenen-, of spinnenbeten.
Zoals wij de droomplaatjes kennen van een hangmat tussen de cocospalmen, is dus eigenlijk vragen om moeilijkheden, behalve als je de noten eerst naar beneden hebt gehaald of de bomen nadrukkelijk uit elkaar groeien.
En dat is makkelijker gezegt dan gedaan, die noten plukken. De bomen worden tientallen meters hoog, een dunne stam zonder zijtakken. De noten hangen hoog, droog en veilig in de bladertop. Er schijnt in dit land een twee-jarige opleiding cocosnootplukker te bestaan, waar de studenten leren klimmen met alleen de hulp van een touw wat ze om de stam heenslaan, waarna ze zich als apen omhoogwerken.

Eigenlijk is het net als bij ons in een drukke stad een straat oversteken, alleen hier kijk je niet links en rechts, maar omhoog en zorg je dat je onder de boomtoppen vandaan blijft in plaats van onder de auto's.

Het moge duidelijk zijn: dit is de rimboe. Horloges kunnen af, agenda’s laten we onderin de tas verdwijnen, mobiele telefoons zijn nutteloos zonder netwerk. Als het donker wordt, is het nog echt donker. No electricity. Een oliebrander is ons nachtlampje. Om een stukkie te lezen heb ik een zaklampje op m’n hoofd. Als we s’nacht naar de plee moeten, steken we een kaarsje aan dat vastgesmolten zit op een steen of schelp. Niks te oceanbreeze of airwick rose; een ouderwets wierookje dient hier als toiletairia. We spoelen onze reet af met een plonsje water uit een plastic bakje dat we vol water scheppen uit een stenen pot, die tegelijkertijd dienst doet als wasemmer.
Ons leven in de jungle is officieel begonnen...

2. No night in Bangkok


Na een dikke 12 uur in het vliegtuig, ziek van de hooggespannen verwachting en het laag-bij-de-grondse vliegtuigprakje, valt Bangkok als een zware, hete, stinkende, natte deken over ons heen.
Gelukkig weet ik na al enkele eerdere bezoeken dat we het van Bangkok niet moeten hebben.
Bangkok, de stad der engelen, is allang door God en z’n medewerkers verlaten en is ontdanks de vele uitbundig aanwezige boeddha’s en tempels, door de toeristenjaren heen verandert in een ware poel des verderfs.

We zien er gelukkig te bereisd uit om lastig gevallen te worden door de netjes in het pak gestoken, zogenaamde zakenmannen die, voor de geloofwaardigheid opgesteld bij de tempels, verhalen over de unieke ‘grijp deze alleen vandaag nog enige mogelijkheid om Thaise studenten te helpen en tegelijktijd zelf rijk te worden door gemstenen sieraden te kopen en die met grote winst in eigen land weer van de hand te doen’-kans; de groots opgezette zwendel, die menig onschuldig en goedgelovig toerist, zoals ik ooit was, al een poot heeft uit gerukt.
Ook ontkomen we aan de met date-rape drugs vergiftigde drankjes, die worden ingezet om toeristen volkomen beroofd, berooid, al hun bezittingen en een aantal illusies armer, voor dood achter te laten in een van de vele duizenden stinkende steegjes. De dader een paspoort, wat cash en een creditkaart rijker; een buit die weer verpatst zal worden op de zwarte markt.
De straatschoffies zijn hier scherper geslepen , dan de meest schitterende nepdiamant.


Mijn lief kijkt zijn ogen uit en laaft zich aan alle aandacht waar de Thaise vrouwtjes nu eenmaal elke mannelijke toerist mee overladen en de gekkigheid van deze gesjeesde stad. De eindeloze stroom van nagellakkleurige, toeterende taxi's, tetterende tuktuk's, roekeloze riksja's, wandelende winkeltjes met allerhande prullaria, middelmatige muziek die vanuit provisorisch opgezette tentjes de straten opeisen, krappe kraampjes met fruit, knapperig gefrituurde krekels, spinnen, torren en wormen. Gouden tempels, ladyboys, massagesalons en pingpongshows.
Bangkok, de stad der engelen, in de ban van het aardse slijk.

Het is een heerlijke kakefonie van geuren, kleuren, flikkerende verlichting, roepende verkopers en toeterende taxi’s. Ik voel ik me echter moe en een beetje verloren in alle drukte en lawaai.
Zweten doe je hier als een kaas, die te lang op een te hete feesttafel heeft gelegen en schone frisse lucht is hier slechts een luchtspiegeling.
Ik ben geirriteerd, maar heb niet door dat ’t vermoeidheid is. Ik voel me als een te strak uitgewrongen dweil. Ik mopper, ik zeur en ik zwijg.

“You want massaaaage!?!”, hoor je hier op elke straathoek., maar op dit moment is het alsof ik eindelijk de engelen hoor zingen en de hemel nabij is. Hoogste tijd om die strakgespannen kabels in mijn nek eens liefdevol te laten kneden en dat topzware westerse hoofd te laten rusten in de handen van iemand die wél weet wat ze ermee aanmoet.

Thailand staat wereldwijd bekend om z’n Thai-massage. Een techniek die z'n wortels heeft in drukpuntmassage en die je lichaam in alle bochten en kreukels duwt, om de in het leven opgelopen bochten en kreukels er vakkundig uit te strijken.
Na een dik uur kreunen en gillen en zuchten en steunen (ik wist niet dat m'n lichaam na al die jaren yoga en stretchen toch nog zo stijf kon zijn) en een dikke vier euro lichter, slaat de jetlag eindelijk bewust en genadeloos toe. Ik zwalk de massagesalon uit als had ik al een zware, alcoholbenevelde nacht achter de rug en ik word belaagd door het beruchte manneke met de loodzware hamer, die met blijkbaar met tijdsreizigers net zoveel opheeft, als met al te uitbundige feestbeesten.
En eindelijk wil ik helemaal niets anders meer dan liggen in een lekker fris bedje. Oogjes dicht en snaveltje toe.
Wegwezen hier, zo snel mogelijk en slapen slapen slapen.

De nachttrein in dus. Meteen vanochtend al geboekt naar onze reisbestemming; een paradijselijk, nog onbedorven strand op een eiland in de golf van Thailand dat ik vier jaar geleden met tranen in m’n ogen en beloftes van snelle terugkeer, heb verlaten. Terug naar 'huis' is alles wat ik wil.


Tevergeefs probeert de sensuele cadans van de nachttrein, mijn rusteloze hart te overstemmen.
Vanuit onze comfortabel plek, tussen plastieken tasjes vol lekkernijen, zien we Bangkok aan ons voorbijschuiven. Schommelend en ratelend bewegen we ons langs de in kaars- en kerstverlichting gedompelde, schijnbaar gezellige armoede van de bijna tegen de spoorlijn aangevallen krottenwijken, bestaande uit louter golfplaten als bescherming tegen de blote sterrenhemel en donkere gangetjes als vluchtwegen. Mannen spelen lichtbeneveld een bordspel met bierdopjes, brommerkarkassen worden door geconcentreerde jongeren hoestend tot nieuw leven gewekt. Kindertjes zwaaien vrolijk naar de ‘rijke’ mensen in de voorbijstommelnde trein, een dagelijks terugkerend spel. Schotelantennes als hongerig gapende dinosaurusbaby’s, dienen vaak als voorraadkast. Hier en daar flikkert een drukbekeken t.v als een modern haardvuur. Schone was hangt te drogen in de rookpluimen van brandend afval. De grauwbruine woonstallen steken extra mat af tegen de uitbundig glunderende gouden buurmoskee die bevolkt word door fladderende, feloranje lappen.

Ik probeer te genieten van de treinreis en het feit dat ik in deze ondergewaardeerde rijkdom leef. Ik verlang ernaar om door het geluid en beweging van de trein in slaap gewiegd te worden, maar ik word alleen maar misselijk deze keer.
Misschien had ik dat voorgepelde fruit toch maar beter niet meer kunnen eten...

Na een half doorwaakte nacht en een bruukse verstoring uit de toch nog op het laatst gepakte nachtrust rennen we slaapdronken en met onze zwaar overbeladen rugzakken, opgehitst door een GO NOW GO NOW!! schreeuwende, rondrennende reisleider, naar een bus die ons naar de pier brengt alwaar de boot wacht die ons naar het eiland zal vervoeren. De nog steeds aanwezige, sluimerende misselijkheid komt in de denderende bus tot een hoogtepunt, waarna ik in een van onderen lekkende plastieke tas probeer te kotsen. Gelukkig duurt de reis maar anderhalf uur en hoeven we maar twee keer onnodig over te stappen.

De bootreis brengt me enige verlichting; doordat het nu buiten net zo hard schommelt als in m’n buik, lijkt een en ander elkaar op te heffen. Het uitzicht is prachtig en we hebben een goeie plek weten te bemachtigen tussen een mix van bleke, beetje onzekere nieuwkomers en duidelijk nonchalantere, zwaar ervaren bruingebakken reizigers. De warme zonnestralen strelen m’n bleke winterhuidje terwijl de wind liegt over de temperatuur. Ondanks of dankzij het slappe toeristenbroodje, kom ik weer wat meer tot mezelf. Wie dat dan ook moge zijn op dit moment.
Na de ferryboot-reis nu enkel nog een dolle taxirit over een gesjeesd rollercoasterweggetje door de bergen; met de inmiddels toch wel hele zware tassen naar de pier; onderhandelen over de taxi-bootprijs (go now or wait for more people?) om na een longtailboottripje gedropt te worden op mijn langgekoesterde wensstrand.
We zijn er!
Ik kan neervallen.

1. Op zoek naar vrijheid.




Vakkundig wordt mijn lichaam in de meest onvoordehandliggende bochten gemanipuleerd en tot de uiterste houdbaarheidsdatum gerekt. Uit mijn mond ontsnapt een onmogelijke kreun: het geluid van uitgewrongen longen. Mijn knie bevind zich tegen m’n oor, ik lig half in de spagaat met een klein, bruin lijf door mijn ledematen heengevlochten en terwijl ik moeizaam kreunend naar adem snak, kijk ik in een paar twinkelende ogen en vraagt een vrolijke stem:
“Are you happy?”

Een doorsnee massagesalon in Bangkok.
Eindelijk lig ik weer op ‘n mat in een aircokamertje tussen druk kwebbelende vrouwtjes en krakende toeristen.

M’n reis is begonnen..
Jaren heb ik ernaar toegeleefd, over gedroomd, plannen gemaakt, mensen tot vervelens toe de oren van de kop gezeurd... M'n leven bijna uitgesteld tot dit moment.
Alles wat ik tot nu toe heb gedaan, was een voorbereiding voor dit ene, dit heilge reizen.
Eindelijk is het moment aangekomen dat ik m'n langgekoesterde droom ga Léven!
Na een jarenlang gevecht voor mijn lichamelijke, mentale en emotionele gezondheid is het nu tijd voor de zeven vette jaren.
I have a dream... Dít is het moment.

Samen met m’n mister right now, een half jaar naar Thailand, naar ’n al jaren eerder ontdekt droomstrand m'n tweede carriere beginnen.
Ik kom goed beslagen ten ijs; als dat een uitdrukking is waar ik in de tropen mee wegkom.

Erg veel heb ik opgestoken van m'n burn-out en ken die voetklemmen en valkuilen beter dan de inhoud van m’n rugzak.
Ik heb moeten leren genieten en ontspannen; mezelf de ruimte geven en naar m’n hart luisteren.; leren verlangen, maar niets te verwachten; ontstressen, onderzoeken, mezelf waarderen en transformeren, dankbaar zijn en accepteren.; ophouden druk op mezelf te leggen en vooral geloven in mezelf. Tot ik mezelf bijna de strot uitkwam, maar het bleek hard nodig, want ik had me d’r toch een potje van gemaakt...
Maar ook leren geloven was nodig. Geloven in wie ik was, wat ik wilde en wat ik kon.
Geloven dat het mogelijk was om deze reis te gaan doen: terugkeren naar het paradijselijke strand, dat ik op eerdere omzwervingen al had ontdekt, waar ik een paar maanden heb gewoont en sindsdien van heb gedroomd.
Toendertijd was ik er om mezelf te helen, van een onbekende ziekte die me al jaren kwelde en waardoor ik steeds maar weer op m’n gat viel als ik weer wankel op m’n benen stond.
Nu is het de bedoeling dat ik zelf een healer ga zijn.
Na ’n intensieve coaching opleiding, ’n oneindige lijst van heling en therapie en een leuke verzameling ervaringsdeskundigheid, ben ik klaar om mijn bijdrage te gaan leveren, aan dat strand dat mij ooit zoveel geschonken heeft. Klaar om nu mijn eigen licht te gaan verspreiden en en passant wat andere lichtjes aan te steken.

Mijn nieuwe BeLight! inspiratiecentrum is geboren. De website is klaar, onze huizen zijn onderverhuurd, iemand blij gemaakt met de auto, belastingdienst en kamer van koophandel ingelicht. Bezigheden zijn duidelijk, ticket geboekt, daar gaan we dan. Weg van de kille, natte en grijze Nederlandse winter; op naar de zon! Weg van de bladblazers en opstaande kragen. Op naar de zinderende zon, bikini’s en flipflops.
De verwachtingen zijn hooggespannen.
Dit is het begin van de rest van m'n nieuwe leven en ik weet het zeker: deze reis gaat mijn leven veranderen.
Na achterlating van; een eigen huis, een plek onder de regenwolken; een volwassen zoon;
een ‘s winters onbruikbare roze oldtimer cabriolet;
’n oudbakken rammelbak van een fiets met hysterisch overslaande versnellingen;
een hele schare liefdevolle, meelevende vrienden en een al te heerlijk bed,
vliegen we via Dusseldorf naar dit Oost- Aziatische koningkrijk wat de naam “vrij land” heeft gekregen.
Onze eigen ultieme vrijheid tegemoet.